levennalelylaan.reismee.nl

O wat mooi is Palawan!

We zitten op Sukarno Hatta International Airport in Jakarta, te wachten op onze vlucht naar Kathmandu. Na vijf en een halve week Indonesië zijn we op weg naar Nepal, het laatste land dat we aandoen voordat onze grote reis ten einde is. Bart en Catarina zullen ons daar vergezellen op een trektocht in de Himalaya, waar we geen airco maar dikke truien nodig zullen hebben. We verlaten niet alleen Indonesië maar ook de tropen, waar we de afgelopen 2 maanden in de warmte en 100% luchtvochtigheid hebben gewandeld in het oerwoud, apen en vogels gezien, gedoken en gesnorkeld bij de mooiste koralen, en de allervriendelijkste mensen ontmoet. De eerste 3 weken tropen brachten we door in de Filippijnen, eerst op het eiland Palawan en de laatste week op Negros. We verlieten de Filippijnen voordat tyfoon Yolanda toesloeg. Toen we al een paar weken in Indonesië waren zagen we op het nieuws de verwoesting en tragedie op Leyte en andere eilanden in het oosten. De mensen in de stad Tacloban hebben misschien wel het ergste te verduren gehad, de absolute verwoesting daar is moeilijk in te beelden. Palawan, in het westen van de Filippijnen kwam er relatief goed vanaf, al was dat niet meteen duidelijk omdat het eiland enige tijd van de buitenwereld afgesloten was. Wij hebben erg mooie herinneringen aan Palawan, en zijn erg blij dat we er 2 weken hebben doorgebracht.


Als we om 4 uur ‘s ochtends in Manila landen voelt het meteen al totaal anders dan China. Het is nog donker maar zodra we het vliegtuig uit stappen voelen we de bekende vochtige warmte als een deken om ons heen slaan. We komen aan in de oude binnenlandse terminal, waar het plafond lekt en de airco apparaten hard rammelen maar niet veel verkoelen. We moeten een paar uur wachten op onze vlucht naar Puerto Princesa op Palawan, dus we gaan buiten even rondkijken. Een paar simpele stalletjes verkopen koffie en we gaan zitten wachten op een soort veredelde bushalte. Later, in de wachtkamer binnen wordt onze vlucht aangekondigd met een handgeschreven bordje en worden wij speciaal naar voren geroepen om vóór de ouders met kinderen aan boord te gaan omdat we per ongeluk ‘priority boarding’ hadden aangeklikt bij het boeken van de vlucht. Puerto Princesa voelt al meteen heel relaxed. Vijf minuten na het oppikken van onze bagage van de band zitten we met onze rugzakken op schoot in de zijspan van een tricycle, een motor waar een mooie metalen constructie voor passagiers aanhangt. Weer vijf minuten later zitten we in een rustig hotelletje met hangmat, gratis koffie en een manager die niet ophoudt met glimlachen. ‘No smile no check-in’ staat er ook op een bord. Puerto Princesa is een erg ontspannen stad. Niet zo groot, maar groot genoeg om pinautomaten en restaurants en winkels te hebben. Of het de katholieke kerken zijn, de Filippijnse taal met zijn Spaanse leenwoorden, of iets anders, we weten het niet, maar deze kleine stad doet mij (Vicencio) een beetje aan Midden-Amerika denken. Misschien komt wel het door de kleine winkeltjes waar ze bananenchips en loten verkopen, of door de algehele rommeligheid op straat.


De volgende dag pakken we de bus naar Port Barton, een minuscuul dorpje aan de westkust van Palawan waar we goede verhalen over hebben gehoord. De eerste paar uur is de weg redelijk goed, maar waar we het langgerekte eiland moeten doorsteken verandert de weg in een roodbruine modderpoel en moeten de chauffeur en zijn maten met scheppen aan de gang om de bus proberen op de weg te houden. Maar wat is het mooi hier! Zo groen hebben we het nog niet gezien op onze reis. Je kan merken dat Palawan er al enige maanden regentijd op heeft zitten, overal groeit van alles. Het laatste stuk vóór Port Barton is helemaal spectaculair, omdat de smalle weg aan beide kanten door groene jungle wordt omgeven. Het gevoel op een heel afgelegen plek af te rijden wordt volledig bevestigd als we er zijn. Het dorp bestaat uit een enkele straat die parallel aan de zee loopt. Aan het strand liggen veel kleine vissersboten, en verder hotelletjes die nu bijna allemaal leeg zijn. In één ervan nemen wij onze intrek voor de rest van de week, op 50 meter van de Zuid-Chinese Zee—of, zoals de Filipinos hem liever noemen, de West Philippine Sea. Na de drukte van Shanghai is het heerlijk om de week door te brengen in een dorpje waar niet zoveel gebeurt. Buiten het dorpje zijn er wat boerderijen, jungle en de zee met kleine rots-eilandjes. Sommige dagen regent het zo hard dat we nauwelijks buiten onze strand cottage komen. We zien donkere gordijnen van regen aankomen over de zee—restanten van relatief zwakke tropische tyfoons—en zodra de regen aan land komt kunnen we elkaar nog nauwelijks verstaan. De meeste dagen is het weer goed genoeg om de omgeving te verkennen. Eén dag gaan we een dagje snorkelen. Ons hotel heeft een boot, en de bootman en zijn maat nemen ons mee langs verschillende onbewoonde eilandjes met namen als Paradise island en German island. Het water is, ondanks de vele regen, kristalhelder en met de zon er op zien we in het ondiepe water koralen en vissen in alle kleuren. Onze lunch op het strand van Paradise island bestaat uit verse gegrilde vis en, uiteraard, rijst. Mmm… rijst… Aan het eind van de middag snorkelen we bij German island, een heel smal eilandje met wit zand aan alle kanten, en een paar hangmatten voor de nodige rust. Gelukkig is er ook een andere boot, want als we terug naar Port Barton willen start de motor van onze boot niet meer, en moeten we gesleept worden. De ochtend voordat we vertrokken kwamen vier jongens bij ons hotel informeren of wij toevallige geïnteresseerd waren in een koningskrab die zij die ochtend gevangen hadden. Dat waren wij wel, en onze gastvrouw van het hotel verzekerde ons dat ze het exemplaar in leven zou laten tot we ‘s avonds terugkwamen. Na een zonnige dag snorkelen komen we thuis en eten gestoomde krab. Met rijst. De vissers zagen een mogelijkheid en kwamen de volgende ochtend met vier kreeften aanzetten. Prachtige beesten, grijs en blauw en rood. De prijs was omhoog gegaan, maar we wilden ze toch. Bij onze rijst hadden we die avond gegrilde kreeft.


Een andere dag gingen we een stukje kayakken in de baai. We hadden wind tegen dus we hielden het na 2 strandjes voor gezien, waarna we nog even de zee in gingen. Helaas zaten er ook nogal wat kwallen in het water, en één ervan—waarschijnlijk een zeer giftige Box jelly—vouwde zich om Marieke’s voet. Het deed heel veel pijn, als wespensteken (maar dan 50). De acute pijn was na een paar uur azijn en ijs een stuk minder geworden, maar ze bleef er nog lang last van houden. De voet was opgezwollen tot ver buiten maatje 37 en de vele plekken waar de kwal aan de voet vast had gezeten tekenden zich weken later nog af als grote rode littekens. Een mindere dag in het paradijs…


De volgende bestemming op Palawan is El Nido. Niet alleen omdat het in de prachtige Bacuit archipel ligt, maar ook omdat Eric, de Filippijnse vriend van mijn paranymf Nicolien, daar woont en een toeristenbedrijf heeft waar we goede dingen over hadden gehoord (Palawan Explorers). We besloten met de boot te gaan, omdat het kan. Vaste ferries gaan er niet, maar we charteren de boot van het hotel. Zoals alle boten hier is het een bangka, een redelijk kleine houten boot met links en rechts een bamboe drijver om het geheel te stabiliseren. De bus was ook een optie, 6 uur lang over een niet zo goede weg. Maar dit is leuker. Om zes uur ‘s ochtends, op een nog rimpelloze zee, vertrekken we. We varen langs rotsen en onbewoonde eilanden, stuiteren af en toe op de golven, en slapen zelfs wat, en na vijf uur varen we de baai van El Nido binnen. Als de boot aanlegt springen we met opgerolde broekspijpen het strand op. We zetten onze rugzakken in het zand, draaien ons om en daar is het hotel dat ons door Eric aangeraden was. Wat een aankomst!


El Nido is groter dan Port Barton, maar niet minder ontspannen. De meeste hotels zijn leeg, maar het is wel wat levendiger, met winkels, een paar drukke straatjes en meerdere kerken. Het is leuk om Eric te zien—de laatste (en eerste!) keer was op mijn promotie, niet bepaald de meest ontspannen setting. Nu is er tijd voor biertjes en visjes. Eric helpt ons ook om een leuk tripje in de Bacuit archipel te regelen. Samen met zijn broer Randy en een bootman genaamd Francis gaan we twee dagen met de boot eropuit om te snorkelen op verschillende kleine en nog kleinere eilanden in de baai. We nemen drankjes mee, en op de stranden bereidt Francis heerlijke maaltijden voor ons. De eilanden die we bezoeken zijn onwaarschijnlijk mooi, met steile, weelderig begroeide rotsen en witte stranden aan ondiep water waarin we al vanaf de boot de mooiste koralen en andere dieren zien. Soms is het water zo ondiep dat snorkelen enigszins ongemakkelijk wordt, met enorme zeeëgels vlak onder ons. Hoppend van eiland naar eiland gaan we eerst snorkelen bij een eiland dat ze Helicopter island noemen, vanwege de vorm van de rotsen, maar eigenlijk heet het Dilumacad. Onze lunch verorberen we op het strand van Tapuitan island, en daarna bezoeken we Matinloc island. Hier staat, vlak boven het water op de rotsen, een soort verlaten kapel, gewijd aan Maria. Een mysterieuze plek. Ook mysterieus is het strand waar we hierna naartoe gaan. Vanaf de zee is het niet te zien, omdat het afgeschermd is door een enorme rots. Met de boot kom je er ook niet omdat het te ondiep is. Het is heel gaaf om uit de boot te springen, tussen de rotsen door te snorkelen en dan op een prachtig smal strandje uit te komen. Deze mooie dag eindigt op Cadlao island, een ander onbewoond eiland waar we de nacht gaan doorbrengen. Het strand waar we kamperen ligt ingeklemd tussen de zee, een steile klif en bos. We zetten aanvankelijk ons tentje op het strand op, maar het tij komt op en later op de avond verplaatsen we de tent omdat de zee wel erg dichterbij komt. We maken een kampvuur van palmbladeren en grote stukken bamboe—geregeld wordt de druk van de hete lucht in de holtes in het bamboe te hoog en ontploft het met een flinke knal. ‘Happy New Year!’ roept Francis dan. Elke keer… Ons kampvuur op het strandje wordt uiteindelijk door de zee opgeslokt. De uren voordat dat gebeurt zitten we met Randy en Francis aan het kampvuur bier en rum te drinken. Het is erg fijn om in een land te zijn waar mensen Engels spreken, en we wat meer kunnen uitwisselen dan ‘hallo’ en ‘bedankt’. Francis is hilarisch. Hij laat ons trucs zien met lucifers, en hij vertelt over zijn obsessie met Whitney Houston. ‘When she died, I cried’. The Bodyguard is zijn favoriete film. We gaan laat naar bed, slapen niet zoveel en worden ‘s ochtends vroeg wakker op een onbewoond eiland! Na een ontbijtje en een ochtendplons slepen we ons naar een ander strand (Seven Commandos), op het vasteland van Palawan. We hebben namelijk nog niet genoeg aan het strand gelegen. Na de lunch gaan we weer het water in, dit keer bij Miniloc island. In dit eiland zijn twee lagunes, kleine zoute meren die in open verbinding met de zee staan, met de originele namen Big Lagoon en Small Lagoon. De toegang tot Big Lagoon is zo ondiep dat Randy en Francis uitstappen, en de boot duwen. We voelen ons enigszins koloniaal maar het is wel mooi. Het water is als een aquarium, en met de boot zweven we vlak boven de bodem. Als we langzaam de lagune inglijden voelt het als een sprookje. Een rond meer van een meter of honderd in diameter, met eromheen een dichtbegroeide oever. Ook Small Lagoon is erg indrukwekkend, met nog steilere rotswanden om het kleine meertje heen. Na een tijdje hier rondgedobberd te hebben is het tijd om terug te gaan naar El Nido—ons tripje zit er op helaas! Ondanks dat het volgens de kalender regentijd is hebben we twee prachtig mooie dagen—en één nacht—beleefd in de Bacuit archipel. Dit kunnen we mensen wel aanraden… We hebben het ook heel gezellig gehad met onze twee bootgenoten. Als een komisch duo waren ze heel grappig, maar ook alleen konden ze er wel wat van. Elke keer als Marieke van de boot stapte snelde Francis toe om haar te helpen: ‘You princess, I bodyguard!’ We gaan ze missen.


Na een paar dagen in El Nido, die we al lezend en fruitsapjes nippend doorbrengen, gaan we per tricycle een dagje naar Sibaltan. Dit is een traditioneel Cuyunun dorpje aan de oostkust van Palawan. De Cuyunun zijn de oorspronkelijke bewoners van Palawan, en ze noemen zich zo omdat ze oorspronkelijk van het eiland Cuyu komen—100 kilometer ten oosten van Palawan. Hun voorouders deden de wateren rond Palawan aan om te vissen, en sommigen vestigden zich er definitief. Recentelijk zijn ze in het dorp een project begonnen om bewustzijn voor hun cultuur te vergroten. Er komen al schoolklassen en hopelijk in de toekomst ook buitenlandse toeristen, maar ze hopen uiteindelijk hun eigen mensen en vooral de kinderen te bereiken. Die spreken steeds minder Cuyunun, en als zij het niet meer spreken zal die taal wellicht uitsterven. Vandaag zijn wij te gast, en na versbereide lunch op het piepkleine Bubog island waar we met een piepklein roeibootje naartoe varen krijgen we een demonstratie van het maken van palmsap en -wijn. De meneer die het laat zien klimt in de palmboom en snijdt de jonge vruchten aan waarna hij er een plastic fles aan hangt om het sap op te vangen. Het zoete palmsap wordt aangeraden aan vrouwen die borstvoeding geven. De gefermenteerde versie is palmwijn, een friszuur brouwsel van iets van 8% alcohol, dat vooral door mannen wordt gedronken. Allebei best lekker. Hierna komt een medicijnvrouw traditionele geneeskunsten laten zien. Om mij (Vicencio) te diagnosticeren brandt ze hars, wierook, schors en wat zaden, met de as raakt ze me aan op het voorhoofd, armen en benen terwijl ze bidt. Volgens mij zie ik haar ook een paar keer een kruis slaan. De mensen in dit dorp zijn niet alleen Christelijk maar volgen tegelijkertijd ook hun traditionele godsdienst. De genezeres zegt dat ik niets ernstigs heb, maar wel een beetje last van mijn buik. Met een volgend ritueel verdrijft ze de boze geesten. Via een vertaler vertelt ze dat zij haar opleiding van haar oma gekregen heeft, en nu leert ze haar kunsten aan een jongere jongen. Als afsluiting van ons bezoek aan Sibaltan gaan we naar het Sibaltan Community Museum, waar ze een traditioneel Cuyunun huis hebben gebouwd. Onze gids legt uit hoe ze daar wonen, en laat alle huishoudelijke voorwerpen zien. Ook hebben ze een mooie kruidentuin aangelegd. Na de rondleiding vertelllen de gids en de directeur van het museum dat dit de eerste keer was dat ze hier toeristen rondleidden. Hopelijk komen er meer. Wij vonden het mooi om op Palawan niet alleen de de mooie eilanden en het onderwaterleven te zien, maar ook om iets mee te krijgen van het plattelandsleven, hoe mensen hier wonen en werken.


Ons laatste dagje in El Nido gaat Marieke eindelijk weer eens doen wat er de afgelopen vakantie-luwe jaren nooit van gekomen is: duiken! Haar duikgezelschap, bestaande uit een 18-jarige Canadese zwemkampioen, zijn moeder en twee Uruguayaanse profvoetballers doen niet erg hun best hun verbazing over het tijdstip waarop Marieke ooit haar PADI haalde (augustus 1998) te verbergen, maar nadat ze over de schok heen zijn wordt het een gezellige dag. Praten met andere toeristen is ook wel weer eens goed voor de realiteitszin:
Canadese dame: “So, you travel a lot!”
M: “Well, we do now, but before this 6-month trip in Asia not so much”
Canadese dame: “Oh, I thought you said you went SCUBA diving before in the Dominican Republic, in Israel and in Tanzania, right?”
M: Mmmmm, goed punt…
Het is eens te meer duidelijk: wat zijn we verwend! En wat een voorrecht is het om deze reis te kunnen maken. Bedenkt Marieke wanneer ze de rest van de dag tussen enorme zeeschildpadden, lionfish en scholen tonijn heen dobbert. Het zeewater is 27 graden.


Die avond eten we een afscheidsvis met Eric. Hij had die ochtend van een visser een enorme baars gekocht, en in een cafeetje wordt het bereid. Het is jammer om weg te gaan van dit mooie en ontspannen eiland. We hebben hier twee weken doorgebracht, en willen ook nog iets van de rest van de Filippijnen zien. Maar we gaan het wel missen.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!