Land van de blauwe lucht
Ruisende palmen, brekende golven en een hard “tok-tok” geluid. Het is een wat vreemde omlijsting voor het schrijven van een verslag over onze reis naar Noord-Mongolië, een aan Siberië grenzende uithoek waar je ‘s ochtends op bevroren gras uit je tent stapt. Inderdaad, we lopen wat achter met de berichtgeving. Het “tok-tok” geluid wordt veroorzaakt door Vicencio die probeert om met een aangespoeld stuk koraal een kokosnoot open te krijgen. We zijn op een parelwit strandje op een kwartiertje kayakken van Port Barton, op het Filippijnse eiland Palawan. We zijn hier helemaal alleen, en dat is ook wel weer eens fijn na 11 dagen Beijing en Shanghai.
Maar nu eerst dus Mongolië, dat prachtige land waar we de eerste drie weken van september doorbrachten. Na terugkomst van onze paardrijtrip in Terelj hebben we één middagje de tijd om ons voor te bereiden op het volgende avontuur: 10 dagen in een Russisch minibusje door Noord-Mongolië toeren. We kopen nog wat extra handschoenen en sokken, en die zullen we nodig hebben ook! Mongolië is een land van weinig wegen, en openbaar vervoer bestaat er vooral uit vliegtuigjes die vanuit Ulaanbaatar naar de provinciehoofdsteden vliegen. Als je iets van het veel interessantere platteland wilt zien kan je dan ook het beste zelf vervoer en een goede chauffeur regelen, zodat je naar hartelust door oneindige steppes, over bergen en vaak ook door beekjes en kuddes yaks kan rijden. Gelukkig vonden wij in Ulaanbaatar ondanks het laagseizoen een vijftal andere toeristen die naar hetzelfde gebied willen als wij, en met z’n zevenen passen we precies in het fantastische met luipaardprints beklede minibusje. Dat is mooi, want rondreizen met een eigen chauffeur is best prijzig en op deze manier kunnen we de kosten delen. Bovendien is het ook wel weer eens gezellig om met andere mensen te kunnen spreken zonder taalgidsjes, handen en voeten! Nadat we het eens zijn over de route gaan we nog even snacks inslaan dan snel naar het hotel om in te pakken.
We staan vroeg op en zien buiten natte sneeuw vallen. Na een lange en warme zomer in Centraal Azië, waarin we soms verlangden naar wat kou of regen, is de herfst aangekomen in Mongolië. Is het wel een goed idee om nu naar het noorden te gaan? En daar tien dagen lang in tenten te slapen?
De feestauto is een Russisch busje, verrassend jong en zeer robust. Onze chauffeur heet Bagi, en komt uit de Gobi. Geen Noord-Mongolië local dus, maar rijden kan hij wel. Buiten Ulaanbaatar zijn er vrijwel geen geasfalteerde wegen, en heel vaak is de weg een nauwelijks platgereden karrespoor in het gras van de steppe. Bagi kent de weg goed, want hij rijdt al 8 jaar toeristen rond door Mongolië. Zijn Engels is beperkt en zijn woordenschat bestaat vooral uit “Ok guys” (het is tijd op te gaan) en “sorry guys” (ik weet dat jullie liever omrijden om bij de enige hippe saladebar van Mongolië te lunchen, maar dat is te duur, dus we gaan toch weer doodgebakken schaap met aardappels eten). Ons reisgezelschap wordt gecompleteerd door de Amerikaanse dames Linda en Judy, de Zwitser Lorenz en de Franse zussen Julia en Pauline. Linda (65) en Judy (67) zijn gepensioneerde bergbeklimsters / Californische hippies / oma’s van 4 kleinkinderen. Ze kennen elkaar van de lokale klim-club en reizen sinds 25 jaar samen de wereld over. Linda heeft zelfs een zomer op de Zuidpool gewerkt en gewoond. Wanneer jij nog beschaamd de steppe afspeurt op zoek naar een boompje om achter te plassen hebben Linda en Judy al een kuil gegraven, een kampvuur gebouwd en je auto gerepareerd. Lorenz (53) is een zakenman die doet in kerncentrales en ruimtevaarttechnologie, maar in zijn vakantie wel zo’n beetje de hele wereld gezien heeft. Zo zijn wij de enigen in ons busje die nog nooit in Nepal zijn geweest—gelukkig komt daar binnenkort verandering in! Julia en Pauline zijn relaxte paardenmeisjes van onze leeftijd, en goed voor ons Frans.
Onze eerste bestemming is het Amarbaysgalant klooster, prachtig gelegen tegen een heuvel aan, en uitkijkend over een uitgestrekte steppe. Hier wonen en werken een paar dozijn jonge monniken, die samen proberen de eeuwenoude Buddhistische traditie in Mongolië nieuw leven in te blazen. Tijdens de communistische tijd in Mongolië (1921-1996) werden Buddhistische monniken vervolgd en onderdrukt. Dieptepunt was 1937, toen duizenden monniken werden vermoord en veel kloosters gesloopt, maar het Amarbaysgalant klooster is als één van de weinige nog bijna intact. Nu heerst er een vredige sfeer, en in ‘t licht van de ondergaande zon hebben de tempels, beelden en gebedsvlaggetjes een magische uitstraling. We worden rondgeleid door een kaal jongetje in een trainingspak, waarvan we ons later pas realiseren dat hij monnik is. De nacht brengen we door in gers op een steenworp afstand van ‘t klooster. De volgende ochtend houden de monniken een gebedsdienst, die we mogen bijwonen. De jonge tot zeer jongemannen zingen, bidden en slaan op hun trommels. Wij vertrekken weer met ons busje, en krijgen onderweg een sms met een blijde boodschap: de geboorte van ons neefje of nichtje is aanstaande! We rijden verder tot een heel idyllisch plekje naast een brede rivier, maar Bagi en de plaatselijke ger-bewoner worden het niet eens over de prijs. We hebben voor deze trip alleen het busje geboekt en nog geen verblijf voor onderweg, maar afgesproken dat Bagi ons helpt aan overnachtingsplekken bij de nomaden die we onderweg tegenkomen. We rijden dus verder en overnachten uiteindelijk in een huis in een klein dorpje. Niet zo idyllisch, maar onze telefoon heeft nu wel bereik en zo horen we ‘s avonds van Sander dat we een nieuw neefje hebben! Hij heet Joaquín Angel León, en hij en Neeria maken het goed! Onze meegebrachte fles Chinggis Khan-vodka kan open en samen met ons Mongools-Amerikaans-Frans-Zwitsers reisgezelschap proosten we op een lang en gezond leven voor Joaquín.
Dag 3 brengt ons aan Khovsgol, een enorm meer in Noord-Mongolië, dat zich uitstrekt tot vlakbij de Russische grens. Met de vele bossen eromheen lijkt meer op Siberië dan op de rest van Mongolië. Het is diep (>200 meter), oud (> 2 miljoen jaar) en heel schoon (ondanks de yaks die eromheen grazen). De ger waarin we slapen is ‘s avonds goed warm, als de houtkachel eenmaal op volle kracht brandt. Eén avond zijn we zo enthousiast aan het stoken dat het binnen een ware sauna wordt, en ger-genoot Judy naar buiten vlucht. Maar zoals we ook de rest van de week zullen voelen is het erg koud als het laatste blok hout opgebrand is. Geregeld worden we tegen 4 of 5 uur wakker van de kou en moeten dan alsnog in thermo-ondergoed en dikke slaapzak kruipen. Vaak besluit ik (Vicencio) dan maar op te staan, de kachel aan te maken en in de zonsopgang een wandeling te maken. Op vakantie toch een ochtendmens geworden… Maar de afgelegen plekken waar we overnachten zijn zo mooi! Liever een beetje slaap dan het mooie ochtend-licht missen.
Paardrijden doen we ook weer op deze trip. Samen met een horseman en Linda en Judy rijden we langs het meer en door de bossen. Het is allemaal heerlijk ontspannen totdat Marieke’s paard Amerigo er opeens heel hard vandoor gaat en niet meer luistert. Na honderd snelle meters stopt het beest gelukkig weer, alsof er niets aan de hand is. Of het schrok van het fototoestel of dat ze zich geïnspireerd voelde door mijn paard, dat verderop aan het draven is, weten we niet. Wat we wel weten is dat Mongoolse paarden het grootste deel van het jaar op de steppe doorbrengen, in wilde kuddes, en maar af en toe gebruikt worden als ze nodig zijn. Het is in elk geval erg schrikken, maar Marieke blijft gelukkig zitten.
Een paar dagen later zijn we bij een ander meer, waar we wat langer blijven: het Terkhiin Tsagaan-meer, of Witte meer. Van alle plekken waar we in Mongolië geweest zijn is dit misschien wel de mooiste. Misschien komt het door de kleur van het water waar het blauw en wit van de hemel in weerspiegelen, misschien door de yaks die we aan de oever in het ochtendlicht zien grazen, of misschien door de vulkaan die naast het meer ligt. Paardrijden doen we ook weer hier, dit keer in een grote groep. We rijden langs het meer, en dan door het lavaveld naast de vulkaan. Onze paarden dragen geen hoefijzers, en vinden de stenige ondergrond maar matig. We beklimmen de vulkaan te voet, Linda en Judy zijn als eerste boven. Na verschillende kraters bekeken te hebben gaan we weer op ‘huis’ aan. Terug op het grasland probeer ik mijn paard aan te sporen te galopperen, wat uiteindelijk lukt! Het is gaaf en eng tegelijk om zo snel te gaan en het gevoel te hebben dat je net geen controle hebt. Als we terug zijn staat er nog een lekker middagzonnetje, en we besluiten het meer in te springen. Na een kleine week ga je de douche toch wel missen. Nou weet ik niet precies hoe koud het water is, maar erg lang houden we het niet uit. Wel eindelijk schoon!
Op deze reis zijn er altijd mooie, onverwachte momenten. Vaak kleine dingen, zoals een prachtige zonsondergang die we tijdens het eten vanuit de ger spotten en dan naar buiten rennen om te bekijken. Een koe die haar hoofd de ger in steekt, of, eerder in Kirgizië, een klein schaap dat de yurt in loopt. Eén ochtend aan het Witte meer loop ik ‘s ochtends na het ontbijt buiten een heuvel op, en ga even zitten. Opeens komt een kudde wilde paarden langzaam langslopen, grazend voor me langs. Prachtig. Een andere dag gaan we na het ontbijt een stukje lopen. We zien dat de yaks gemolken worden, en gaan een kijkje nemen. Ze laten de kalfjes eerst drinken voordat de koe gemolken wordt, en Marieke knuffelt het wollige mini-yakje. We worden uitgenodigd in de ger om verse melk te komen drinken, en van de zelfgemaakte kwark en kaas (en andere zuivelprodukten) te komen proeven.
De rest van de trip maken we andere mooie dingen mee. We badderen in een (vulkanische) heetwaterbron, en douchen eindelijk warm. We bezoeken Karakorum (Kharkhorin), de oude hoofstad van het Mongoolse Rijk, in de tijd dat Chinggis Khan’s derde zoon Ogedei het grootste rijk ooit op aarde vestigde. Hij veroverde Centraal Azië (inclusief Samarkand en Buchara), Perzië, China, Korea, India en Europa. Er is weinig van over, maar ernaast ligt het prachtige Erdene Zuu klooster. We overnachten naast uitgestrekte zandduinen, die als een surreële toevoeging op de steppe lijken te zijn gevallen. ‘s Avonds eten we een feestmaal en drinken vodka met Bagi.
Al met al was het een overweldigende week. We zijn hier echt ver weg van alles dat we kennen, en de mensen leven hier zo anders dan wat we ooit gezien hebben. Het is een raar idee om te bedenken wat de mensen die we onderweg ontmoetten nu aan het doen zijn. De horseman die ons begeleidde op de paarden; de vrouwen die ons melk en kaas aanboden; de jonge monniken in het klooster; en de vele herders die we onderweg bezig zien met hun schapen, yaks, koeien en paarden. Er zal nu sneeuw liggen op deze plekken, en wij zijn inmiddels tropische oorder, vlakbij de evenaar. Onze trip door Mongolië lijkt bijna onwerkelijk, maar dit land zullen we niet snel vergeten. Hier komen we terug.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}