levennalelylaan.reismee.nl

Azië in Cambridge

Vicencio verzamelde pepers uit 13 plaatsen die we aandeden tijdens onze Azië reis. Hij droogde de zaden en bracht ze mee naar Cambridge, alwaar ze nu uitgroeien tot peperplantjes in onze vensterbank. De tussenstand:


  1. Valencia (Negros, Filippijnen)
  2. Yogyakarta(Java, Indonesië)
  3. Shanghai (China)
  4. Sauraha (Chitwan National Park, Nepal)

Binnenkort fotos en verhalen over de nummer 2!


Schildpadden en pepers

In de categorie “beter laat dan nooit”: hieronder ons laatste reisverslag van de Filippijnen.


Onze laatste week in de Filippijnen brengen we door in de omgeving van Dumaguete op het eiland Negros. Dumaguete is een fijne stad - niet te groot maar wel groter dan de dorpen en stadjes die we op Palawan bezochten. Er zijn winkels, restaurants en zelfs een universiteit, die voor een levendige sfeer zorgt. We logeren er in “Harold’s Mansion”, het hostel van local Harold die na een avontuur van 30 jaar in de VS weer op zijn geboortegrond is neergestreken en nu duiktripjes verkoopt aan toeristen. Of eigenlijk laat verkopen, want Harold slijt zijn dagen voornamelijk op de sofa voor de enorme flatscreen die hij op het dakterras van zijn mansion heeft laten installeren. Om hem heen vermaken zijn gasten zich met poolen en huisgemaakte kokosnoot smoothies en eten ze biologische pastas met kruiden van eigen dakterras. Harold heeft het dus goed voor elkaar en weet wat backpackers willen, maar bovenal is hij een aardige gozer die veel weet van de omgeving en ons op zijn eigen relaxte Filipino-manier helpt met het regelen van tripjes op dit mooie eiland.


De ochtend na aankomst gaan we meteen met Harold’s eigen boot mee naar Apo eiland, een klein eilandje vlak voor de kust en een van de mooiste duiklokaties van het land. Het is er inderdaad spectaculair: Vicencio gaat snorkelen en zwemt er 20 minuten lang vlak boven een enorme groene zeeschildpad. Het is zo mooi dat zijn rug enorm verbrandt in de zelfs tijdens de regentijd niet kinderachtige Filippijnse zon. Dieper onder water is het ook prachtig: ik (Marieke) maak twee duiken langs imponerende “coral walls” en zie zo veel verschillende vissen, schildpadden, zeeslangen en ander moois dat ik maar snel ophoud met proberen alle namen te onthouden. Het zicht is zeker 25 meter onder water en dat is echt onvoorstelbaar als je bedenkt hoe veel het hier regent. Een mooie dag dus, ondanks mijn onervaren Filippijnse duikgids die me met nog 50 Bar lucht een paar honderd meter tegen de stroming in terug naar de boot wil laten zwemmen op 20 meter diepte. Dat gaat dus niet gebeuren, met als gevolg dat we het stuk nu aan de oppervlakte in de hoge golven terug moeten zwemmen, met al onze apparatuur op onze rug. Met veel moeite bereiken we uiteindelijk de boot, waar ik meteen besluit om het bij twee duiken te laten en niet nog een keer met deze knul het water in te gaan. Ondanks het minder relaxte einde was het een fantastische dag bij Apo Island, de mooiste duikplek waar ik ooit dook. Tot nu toe dan hè, want we gaan natuurlijk ook nog naar Indonesië volgende week…


Na ruim twee weken zee willen we ook graag iets zien van het prachtige binnenland van de Filippijnse eilanden en dus gaan we een dagje naar het Balinsasayao twin lakes national park vlakbij Dumaguete. De weg erheen achterin een pick-up truck is al heel mooi, maar de twee kratermeren zelf mogen er ook zijn. Zoals wel vaker sinds we op de Filippijnen zijn merken we goed dat het laagseizoen is: we zijn vandaag de enige bezoekers is het hele park. Gelukkig hebben we alweer onwijze mazzel met het weer en is het ondanks de regentijd stralend zonnig. Na een wandeling door het regenwoud langs de meren huren we een kayak en peddelen naar de overkant, van waaruit we naar een erg mooie waterval lopen. Eindelijk een douche waar warm water uit komt! Aan het eind van de middag worden we opgehaald met de truck en rijden naar onze bestemming van de komende dagen: Harold's eco-lodge. De vier huisjes-tellende lodge heeft Harold in 2010 laten bouwen aan de rand van het bos op een berg bij het plaatsje Valencia. De beheerder is een voormalige park ranger die weinig Engels spreekt (een zeldzaamheid op de Filippijnen!) maar het regenwoud wel op zijn duimpje kent. Toeristen weten de lodge nog niet echt te vinden (de meeste komen vooral naar dit gebied om te duiken), maar het is er werkelijk prachtig. Mooie houten huisjes gelegen in een super verzorgde tropische tuin en moestuin, waar de beheerder pepers en papayas verbouwt. Eén van de mooiste overnachtingsplekken van onze reis, en dat voor 8 euro per nacht. Met Harold is het goed zaken doen. Vicencio stort zich meteen op de peperplanten en plukt een goeie vooraad bij elkaar om aan zijn inmiddels royale collectie Aziatische peperzaden toe te voegen. Nu maar hopen dat de douane onze baggage met rust laat de komende maanden en dan kan het grote peper-fest los op ons toekomstige balkon in de UK. Ik eet ondertussen wel even alle papaya op.


De volgende ochtend staan we vroeg op om de jungle in te gaan, maar dan hebben de weergoden besloten dat het niet altijd feest kan zijn. Na 4 maanden bijna non-stop top-weer breekt nu de hemel open en gaat ie voorlopig niet meer dicht. We schuilen een paar uur in een ingestort hutje in het bos, maar daarna geven we ons gewonnen en keren met hulp van bananenbladeren tegen de regen terug naar de lodge. Het houdt die dag niet meer op en we zullen onze bananenblad-paraplu nog hard nodig hebben, want we hebben namelijk geen toilet in ons huisje. De volgende dag is het weer beter en gaan Vicencio en de gids alsnog het bos in. Ik blijf achter op het terras, aangezien het gebrek aan zeewater van de afgelopen dagen de brandwond van de kwallenbeet op mijn enkel heeft doen uitgroeien tot epische proporties. Gelukkig heb ik de Lonely Planet van Indonesië van Harold geleend om me mee te vermaken.


Wanneer we de volgende dag terug naar Dumaguete willen gaan we liften, aangezien we op een vrij afgelegen plek zijn en uren lopen met mijn kapotte voetje misschien toch niet het beste idee is. We krijgen snel een lift van twee Filipinos en wanneer we ze daarvoor willen betalen willen ze ons geld niet aannemen. We krijgen een grote glimlach en nemen afscheid. Wat komen we toch een hoop lieve mensen tegen hier in Azië! De laatste avond op de Filippijnen drinken we nog wat San Miguel op het dakterras van het hostel, voor ik morgen aan de antibiotica ga om de wond op mijn voet te doen helen. Een bliksembezoek aan het ziekenhuis in Dumaguete kostte 3 euro en was een interessante culturele ervaring. Ik had allerlei vragen van de arts verwacht, maar "Does your government pay for this holiday? No? Then who does?" zag ik niet echt aankomen. De Filippijnen waren één van de mooiste en meest relaxte landen die we ooit bezochten, met misschien wel de aller vriendelijkste inwoners van allemaal. Weggaan is uiteraard vreselijk, maar er staat wel weer iets heel bijzonders tegenover: We gaan naar Indonesië!

We missen de zon


Het bevalt uitstekend in Londen, maar we missen toch wat...
Dit.

Azie bedankt!

Iedereen die weleens in Azie geweest is zal bekend zijn met het fenomeen van de fotoverzoekjes: volledig onbekende mensen die op willekeurige plekken met je op de foto willen. Veel pubers, maar ook ouderen, vaders met peuters en hele families komen tijdens onze reis naar ons toe met de vraag of ze een foto van ons mogen maken, en dan graag met zichzelf er bij. Omdat ze nog nooit iemand uit Nederland ontmoet hebben, omdat Vicencio 1 meter 87 is, omdat uit onze aanwezigheid blijkt dat ze niet zomaar ergens op dagtripje zijn, omdat ze hun Facebook vriendengroep willen uitbreiden, maar vaak ook gewoon omdat het kan. Alhoewel we er wel aan wennen, blijft het vermakelijk als we ergens in Indonesie lopen en er twee jongens van een jaar of 17 van hun scooter stappen zodra ze ons zien. Of ze met Vicencio op de foto mogen. Uiteraard mogen mensen altijd met ons op de foto, en soms is de gelegenheid of het gezelschap zo leuk dat we er zelf ook maar eentje schieten. Als dank aan al die lieve mensen in Azie: hierbij onze leukste fotos met fans.



Wij zijn weer thuis, maar het leven na Lelylaan gaat door. Aanstaande vrijdag vertrekken we voor een nieuw avontuur naar Londen. De afgelopen zes maanden waren een hoogtepunt in ons leven, en daar vertellen we graag verder over op deze site. Dus voor onze fotos en avonturen op Negros, in Indonesie en in Nepal: wordt vervolgd!

O wat mooi is Palawan!

We zitten op Sukarno Hatta International Airport in Jakarta, te wachten op onze vlucht naar Kathmandu. Na vijf en een halve week Indonesië zijn we op weg naar Nepal, het laatste land dat we aandoen voordat onze grote reis ten einde is. Bart en Catarina zullen ons daar vergezellen op een trektocht in de Himalaya, waar we geen airco maar dikke truien nodig zullen hebben. We verlaten niet alleen Indonesië maar ook de tropen, waar we de afgelopen 2 maanden in de warmte en 100% luchtvochtigheid hebben gewandeld in het oerwoud, apen en vogels gezien, gedoken en gesnorkeld bij de mooiste koralen, en de allervriendelijkste mensen ontmoet. De eerste 3 weken tropen brachten we door in de Filippijnen, eerst op het eiland Palawan en de laatste week op Negros. We verlieten de Filippijnen voordat tyfoon Yolanda toesloeg. Toen we al een paar weken in Indonesië waren zagen we op het nieuws de verwoesting en tragedie op Leyte en andere eilanden in het oosten. De mensen in de stad Tacloban hebben misschien wel het ergste te verduren gehad, de absolute verwoesting daar is moeilijk in te beelden. Palawan, in het westen van de Filippijnen kwam er relatief goed vanaf, al was dat niet meteen duidelijk omdat het eiland enige tijd van de buitenwereld afgesloten was. Wij hebben erg mooie herinneringen aan Palawan, en zijn erg blij dat we er 2 weken hebben doorgebracht.


Als we om 4 uur ‘s ochtends in Manila landen voelt het meteen al totaal anders dan China. Het is nog donker maar zodra we het vliegtuig uit stappen voelen we de bekende vochtige warmte als een deken om ons heen slaan. We komen aan in de oude binnenlandse terminal, waar het plafond lekt en de airco apparaten hard rammelen maar niet veel verkoelen. We moeten een paar uur wachten op onze vlucht naar Puerto Princesa op Palawan, dus we gaan buiten even rondkijken. Een paar simpele stalletjes verkopen koffie en we gaan zitten wachten op een soort veredelde bushalte. Later, in de wachtkamer binnen wordt onze vlucht aangekondigd met een handgeschreven bordje en worden wij speciaal naar voren geroepen om vóór de ouders met kinderen aan boord te gaan omdat we per ongeluk ‘priority boarding’ hadden aangeklikt bij het boeken van de vlucht. Puerto Princesa voelt al meteen heel relaxed. Vijf minuten na het oppikken van onze bagage van de band zitten we met onze rugzakken op schoot in de zijspan van een tricycle, een motor waar een mooie metalen constructie voor passagiers aanhangt. Weer vijf minuten later zitten we in een rustig hotelletje met hangmat, gratis koffie en een manager die niet ophoudt met glimlachen. ‘No smile no check-in’ staat er ook op een bord. Puerto Princesa is een erg ontspannen stad. Niet zo groot, maar groot genoeg om pinautomaten en restaurants en winkels te hebben. Of het de katholieke kerken zijn, de Filippijnse taal met zijn Spaanse leenwoorden, of iets anders, we weten het niet, maar deze kleine stad doet mij (Vicencio) een beetje aan Midden-Amerika denken. Misschien komt wel het door de kleine winkeltjes waar ze bananenchips en loten verkopen, of door de algehele rommeligheid op straat.


De volgende dag pakken we de bus naar Port Barton, een minuscuul dorpje aan de westkust van Palawan waar we goede verhalen over hebben gehoord. De eerste paar uur is de weg redelijk goed, maar waar we het langgerekte eiland moeten doorsteken verandert de weg in een roodbruine modderpoel en moeten de chauffeur en zijn maten met scheppen aan de gang om de bus proberen op de weg te houden. Maar wat is het mooi hier! Zo groen hebben we het nog niet gezien op onze reis. Je kan merken dat Palawan er al enige maanden regentijd op heeft zitten, overal groeit van alles. Het laatste stuk vóór Port Barton is helemaal spectaculair, omdat de smalle weg aan beide kanten door groene jungle wordt omgeven. Het gevoel op een heel afgelegen plek af te rijden wordt volledig bevestigd als we er zijn. Het dorp bestaat uit een enkele straat die parallel aan de zee loopt. Aan het strand liggen veel kleine vissersboten, en verder hotelletjes die nu bijna allemaal leeg zijn. In één ervan nemen wij onze intrek voor de rest van de week, op 50 meter van de Zuid-Chinese Zee—of, zoals de Filipinos hem liever noemen, de West Philippine Sea. Na de drukte van Shanghai is het heerlijk om de week door te brengen in een dorpje waar niet zoveel gebeurt. Buiten het dorpje zijn er wat boerderijen, jungle en de zee met kleine rots-eilandjes. Sommige dagen regent het zo hard dat we nauwelijks buiten onze strand cottage komen. We zien donkere gordijnen van regen aankomen over de zee—restanten van relatief zwakke tropische tyfoons—en zodra de regen aan land komt kunnen we elkaar nog nauwelijks verstaan. De meeste dagen is het weer goed genoeg om de omgeving te verkennen. Eén dag gaan we een dagje snorkelen. Ons hotel heeft een boot, en de bootman en zijn maat nemen ons mee langs verschillende onbewoonde eilandjes met namen als Paradise island en German island. Het water is, ondanks de vele regen, kristalhelder en met de zon er op zien we in het ondiepe water koralen en vissen in alle kleuren. Onze lunch op het strand van Paradise island bestaat uit verse gegrilde vis en, uiteraard, rijst. Mmm… rijst… Aan het eind van de middag snorkelen we bij German island, een heel smal eilandje met wit zand aan alle kanten, en een paar hangmatten voor de nodige rust. Gelukkig is er ook een andere boot, want als we terug naar Port Barton willen start de motor van onze boot niet meer, en moeten we gesleept worden. De ochtend voordat we vertrokken kwamen vier jongens bij ons hotel informeren of wij toevallige geïnteresseerd waren in een koningskrab die zij die ochtend gevangen hadden. Dat waren wij wel, en onze gastvrouw van het hotel verzekerde ons dat ze het exemplaar in leven zou laten tot we ‘s avonds terugkwamen. Na een zonnige dag snorkelen komen we thuis en eten gestoomde krab. Met rijst. De vissers zagen een mogelijkheid en kwamen de volgende ochtend met vier kreeften aanzetten. Prachtige beesten, grijs en blauw en rood. De prijs was omhoog gegaan, maar we wilden ze toch. Bij onze rijst hadden we die avond gegrilde kreeft.


Een andere dag gingen we een stukje kayakken in de baai. We hadden wind tegen dus we hielden het na 2 strandjes voor gezien, waarna we nog even de zee in gingen. Helaas zaten er ook nogal wat kwallen in het water, en één ervan—waarschijnlijk een zeer giftige Box jelly—vouwde zich om Marieke’s voet. Het deed heel veel pijn, als wespensteken (maar dan 50). De acute pijn was na een paar uur azijn en ijs een stuk minder geworden, maar ze bleef er nog lang last van houden. De voet was opgezwollen tot ver buiten maatje 37 en de vele plekken waar de kwal aan de voet vast had gezeten tekenden zich weken later nog af als grote rode littekens. Een mindere dag in het paradijs…


De volgende bestemming op Palawan is El Nido. Niet alleen omdat het in de prachtige Bacuit archipel ligt, maar ook omdat Eric, de Filippijnse vriend van mijn paranymf Nicolien, daar woont en een toeristenbedrijf heeft waar we goede dingen over hadden gehoord (Palawan Explorers). We besloten met de boot te gaan, omdat het kan. Vaste ferries gaan er niet, maar we charteren de boot van het hotel. Zoals alle boten hier is het een bangka, een redelijk kleine houten boot met links en rechts een bamboe drijver om het geheel te stabiliseren. De bus was ook een optie, 6 uur lang over een niet zo goede weg. Maar dit is leuker. Om zes uur ‘s ochtends, op een nog rimpelloze zee, vertrekken we. We varen langs rotsen en onbewoonde eilanden, stuiteren af en toe op de golven, en slapen zelfs wat, en na vijf uur varen we de baai van El Nido binnen. Als de boot aanlegt springen we met opgerolde broekspijpen het strand op. We zetten onze rugzakken in het zand, draaien ons om en daar is het hotel dat ons door Eric aangeraden was. Wat een aankomst!


El Nido is groter dan Port Barton, maar niet minder ontspannen. De meeste hotels zijn leeg, maar het is wel wat levendiger, met winkels, een paar drukke straatjes en meerdere kerken. Het is leuk om Eric te zien—de laatste (en eerste!) keer was op mijn promotie, niet bepaald de meest ontspannen setting. Nu is er tijd voor biertjes en visjes. Eric helpt ons ook om een leuk tripje in de Bacuit archipel te regelen. Samen met zijn broer Randy en een bootman genaamd Francis gaan we twee dagen met de boot eropuit om te snorkelen op verschillende kleine en nog kleinere eilanden in de baai. We nemen drankjes mee, en op de stranden bereidt Francis heerlijke maaltijden voor ons. De eilanden die we bezoeken zijn onwaarschijnlijk mooi, met steile, weelderig begroeide rotsen en witte stranden aan ondiep water waarin we al vanaf de boot de mooiste koralen en andere dieren zien. Soms is het water zo ondiep dat snorkelen enigszins ongemakkelijk wordt, met enorme zeeëgels vlak onder ons. Hoppend van eiland naar eiland gaan we eerst snorkelen bij een eiland dat ze Helicopter island noemen, vanwege de vorm van de rotsen, maar eigenlijk heet het Dilumacad. Onze lunch verorberen we op het strand van Tapuitan island, en daarna bezoeken we Matinloc island. Hier staat, vlak boven het water op de rotsen, een soort verlaten kapel, gewijd aan Maria. Een mysterieuze plek. Ook mysterieus is het strand waar we hierna naartoe gaan. Vanaf de zee is het niet te zien, omdat het afgeschermd is door een enorme rots. Met de boot kom je er ook niet omdat het te ondiep is. Het is heel gaaf om uit de boot te springen, tussen de rotsen door te snorkelen en dan op een prachtig smal strandje uit te komen. Deze mooie dag eindigt op Cadlao island, een ander onbewoond eiland waar we de nacht gaan doorbrengen. Het strand waar we kamperen ligt ingeklemd tussen de zee, een steile klif en bos. We zetten aanvankelijk ons tentje op het strand op, maar het tij komt op en later op de avond verplaatsen we de tent omdat de zee wel erg dichterbij komt. We maken een kampvuur van palmbladeren en grote stukken bamboe—geregeld wordt de druk van de hete lucht in de holtes in het bamboe te hoog en ontploft het met een flinke knal. ‘Happy New Year!’ roept Francis dan. Elke keer… Ons kampvuur op het strandje wordt uiteindelijk door de zee opgeslokt. De uren voordat dat gebeurt zitten we met Randy en Francis aan het kampvuur bier en rum te drinken. Het is erg fijn om in een land te zijn waar mensen Engels spreken, en we wat meer kunnen uitwisselen dan ‘hallo’ en ‘bedankt’. Francis is hilarisch. Hij laat ons trucs zien met lucifers, en hij vertelt over zijn obsessie met Whitney Houston. ‘When she died, I cried’. The Bodyguard is zijn favoriete film. We gaan laat naar bed, slapen niet zoveel en worden ‘s ochtends vroeg wakker op een onbewoond eiland! Na een ontbijtje en een ochtendplons slepen we ons naar een ander strand (Seven Commandos), op het vasteland van Palawan. We hebben namelijk nog niet genoeg aan het strand gelegen. Na de lunch gaan we weer het water in, dit keer bij Miniloc island. In dit eiland zijn twee lagunes, kleine zoute meren die in open verbinding met de zee staan, met de originele namen Big Lagoon en Small Lagoon. De toegang tot Big Lagoon is zo ondiep dat Randy en Francis uitstappen, en de boot duwen. We voelen ons enigszins koloniaal maar het is wel mooi. Het water is als een aquarium, en met de boot zweven we vlak boven de bodem. Als we langzaam de lagune inglijden voelt het als een sprookje. Een rond meer van een meter of honderd in diameter, met eromheen een dichtbegroeide oever. Ook Small Lagoon is erg indrukwekkend, met nog steilere rotswanden om het kleine meertje heen. Na een tijdje hier rondgedobberd te hebben is het tijd om terug te gaan naar El Nido—ons tripje zit er op helaas! Ondanks dat het volgens de kalender regentijd is hebben we twee prachtig mooie dagen—en één nacht—beleefd in de Bacuit archipel. Dit kunnen we mensen wel aanraden… We hebben het ook heel gezellig gehad met onze twee bootgenoten. Als een komisch duo waren ze heel grappig, maar ook alleen konden ze er wel wat van. Elke keer als Marieke van de boot stapte snelde Francis toe om haar te helpen: ‘You princess, I bodyguard!’ We gaan ze missen.


Na een paar dagen in El Nido, die we al lezend en fruitsapjes nippend doorbrengen, gaan we per tricycle een dagje naar Sibaltan. Dit is een traditioneel Cuyunun dorpje aan de oostkust van Palawan. De Cuyunun zijn de oorspronkelijke bewoners van Palawan, en ze noemen zich zo omdat ze oorspronkelijk van het eiland Cuyu komen—100 kilometer ten oosten van Palawan. Hun voorouders deden de wateren rond Palawan aan om te vissen, en sommigen vestigden zich er definitief. Recentelijk zijn ze in het dorp een project begonnen om bewustzijn voor hun cultuur te vergroten. Er komen al schoolklassen en hopelijk in de toekomst ook buitenlandse toeristen, maar ze hopen uiteindelijk hun eigen mensen en vooral de kinderen te bereiken. Die spreken steeds minder Cuyunun, en als zij het niet meer spreken zal die taal wellicht uitsterven. Vandaag zijn wij te gast, en na versbereide lunch op het piepkleine Bubog island waar we met een piepklein roeibootje naartoe varen krijgen we een demonstratie van het maken van palmsap en -wijn. De meneer die het laat zien klimt in de palmboom en snijdt de jonge vruchten aan waarna hij er een plastic fles aan hangt om het sap op te vangen. Het zoete palmsap wordt aangeraden aan vrouwen die borstvoeding geven. De gefermenteerde versie is palmwijn, een friszuur brouwsel van iets van 8% alcohol, dat vooral door mannen wordt gedronken. Allebei best lekker. Hierna komt een medicijnvrouw traditionele geneeskunsten laten zien. Om mij (Vicencio) te diagnosticeren brandt ze hars, wierook, schors en wat zaden, met de as raakt ze me aan op het voorhoofd, armen en benen terwijl ze bidt. Volgens mij zie ik haar ook een paar keer een kruis slaan. De mensen in dit dorp zijn niet alleen Christelijk maar volgen tegelijkertijd ook hun traditionele godsdienst. De genezeres zegt dat ik niets ernstigs heb, maar wel een beetje last van mijn buik. Met een volgend ritueel verdrijft ze de boze geesten. Via een vertaler vertelt ze dat zij haar opleiding van haar oma gekregen heeft, en nu leert ze haar kunsten aan een jongere jongen. Als afsluiting van ons bezoek aan Sibaltan gaan we naar het Sibaltan Community Museum, waar ze een traditioneel Cuyunun huis hebben gebouwd. Onze gids legt uit hoe ze daar wonen, en laat alle huishoudelijke voorwerpen zien. Ook hebben ze een mooie kruidentuin aangelegd. Na de rondleiding vertelllen de gids en de directeur van het museum dat dit de eerste keer was dat ze hier toeristen rondleidden. Hopelijk komen er meer. Wij vonden het mooi om op Palawan niet alleen de de mooie eilanden en het onderwaterleven te zien, maar ook om iets mee te krijgen van het plattelandsleven, hoe mensen hier wonen en werken.


Ons laatste dagje in El Nido gaat Marieke eindelijk weer eens doen wat er de afgelopen vakantie-luwe jaren nooit van gekomen is: duiken! Haar duikgezelschap, bestaande uit een 18-jarige Canadese zwemkampioen, zijn moeder en twee Uruguayaanse profvoetballers doen niet erg hun best hun verbazing over het tijdstip waarop Marieke ooit haar PADI haalde (augustus 1998) te verbergen, maar nadat ze over de schok heen zijn wordt het een gezellige dag. Praten met andere toeristen is ook wel weer eens goed voor de realiteitszin:
Canadese dame: “So, you travel a lot!”
M: “Well, we do now, but before this 6-month trip in Asia not so much”
Canadese dame: “Oh, I thought you said you went SCUBA diving before in the Dominican Republic, in Israel and in Tanzania, right?”
M: Mmmmm, goed punt…
Het is eens te meer duidelijk: wat zijn we verwend! En wat een voorrecht is het om deze reis te kunnen maken. Bedenkt Marieke wanneer ze de rest van de dag tussen enorme zeeschildpadden, lionfish en scholen tonijn heen dobbert. Het zeewater is 27 graden.


Die avond eten we een afscheidsvis met Eric. Hij had die ochtend van een visser een enorme baars gekocht, en in een cafeetje wordt het bereid. Het is jammer om weg te gaan van dit mooie en ontspannen eiland. We hebben hier twee weken doorgebracht, en willen ook nog iets van de rest van de Filippijnen zien. Maar we gaan het wel missen.

Tofu in eendenbloed

Van een land met 2 miljoen inwoners naar een stad van 22 miljoen. Na drie fantastische weken in het grote, lege Mongolië moeten we even wennen aan het idee om terug te gaan naar China. De mooie herinneringen aan de Chinese keuken, goedkope Wusu en fruitkramen op elke straathoek maakt echter dat we na al het schaap met aardappels en boterthee van de Mongoolse steppe toch weer vrolijk de trein in stappen. We nemen op gepaste wijze afscheid van Ulaan Baatar en bezoeken de laatste avond een voorstelling van traditionele Mongoolse zang, dans en contortie in de plaatselijke schouwburg. Het is prachtig en ook heel leuk om na 4 maanden weer eens in het theater te zitten, dus besluiten we meteen dat we dat in Beijing weer gaan doen.


De 30 uur durende treinreis van Ulaan Baatar naar Beijing is relaxed en comfortabel, aangezien we de 4-persoons slaapcoupe de hele reis voor onszelf blijken te hebben. We rijden over het spoor van de beroemde trans-Mongolië expres (vaak foutief trans-Siberië expres genoemd, die laatste rijdt niet door China maar eindigt in Vladivostok). De route is mooi, we zien de laatste kamelen van de Gobi woestijn aan ons voorbij trekken en nadat we stapvoets de Mongoolse kant van de grens passeren—langs een haag van saluerende Mongoolse grenswachten—slapen we vervolgens heerlijk door de 6 uur lange grensovergang met China heen. Wanneer we de volgende middag in Beijing aankomen zijn de fotos van Mongolië uitgezocht en onze zoveelste boeken uitgelezen. We zijn klaar voor alweer een nieuw avontuur!


Uit een trein stappen in Beijing is erg cool. Het voelt heel raar om in deze inmense stad aan te komen zonder eerst 8 uur in een vliegtuig te zitten. De drukte van de stad is overweldigend, maar gelukkig vinden we binnen 5 minuten de juiste bus naar ons hostel. Zo lopen we even later met onze rugzakken door de smalle straatjes van de hutongs, de traditionele oude wijkjes van Beijing met lage huisjes en de geur van gebakken knoflook. Alhoewel er in China in rap tempo historische stadswijken gesloopt worden om plaats te maken voor wolkenkrabbers en mega-malls, staat er hier in het centrum van Beijing gelukkig nog aardig wat moois overeind. Het leven in de hutongs vindt plaats op straat: tussen de fietsriksjas door wordt alles verkocht van gympen en petjes tot levende slangen en citrusvruchten ter grote van watermeloenen. Naast vervallen werkplaatsjes waar je je band kan laten plakken staan gerestaureerde, opgehipte paleisjes vol cafes, vintage kleding en ijssalons. Het is 22 graden, ons hostel ligt midden in alle actie, heeft een pingpongtafel en verkoopt halve liters bier voor 50 cent. Een uitstekende plek om de heimwee naar Mongolie te doen vergeten.


De vijf dagen die we in Beijing doorbrengen zullen we ons niet vervelen, want Beijing blijkt een erg leuke stad. De eerste dag gaan we nog vol goede moed wandelen, maar het centrum blijkt toch iets groter dan dat van Mörön, Mongolië dus op dag 2 huren we fietsen en scheuren in een kwartiertje naar het Plein van de Hemelse Vrede. We bezoeken de Verboden Stad en worden geconfronteerd met een ander fenomeen dat we nog bijna niet zijn tegengekomen deze reis: andere toeristen. Ze zijn Chinees en met een stuk of 120.000, dragen rode of gele petjes en horen allemaal bij een groepje. In de Verboden Stad rennen ze massaal achter hun grote leider met de paraplu aan en drukken elkaar bijna dood om allemaal dezelfde foto te maken van de keizerlijke troon. Wij vermaken ons uitstekend met het observeren van deze krioelende massa, en gelukkig kunnen we makkelijk over ze heen kijken dus zien we ook nog de indrukwekkende paleizen waar de Chinese keizers ten tijden van de Ming dynastie in woonden. Het is een groot contrast met het zeer serene Tempel of Heaven park dat we later die dag bezoeken, waar het welliswaar ook druk is maar dan met Chinese locals die in de late middagzon staan te tai-chi-en, zitten te kaarten of in kleine groepjes opera staan te zingen. Erg zen allemaal, en een wonderschoon park.


Op de zonnigste dag van ons verblijf in Beijing gaan we naar de Chinese muur. De muur, waarvan de bouw begon in 220 BC maar waarvan een groot gedeelte dateert uit de Ming dynastie (1368-1644), heeft een totale lengte van 6259 km. Het gedeelte dat wij bezoeken ligt op drie uur rijden buiten Beijing en is maar gedeeltelijk gerestaureerd. Behalve dat het hier heel mooi is is een ander voordeel van dit afgelegen stuk dat de 120.000 Chinezen met rode petjes die we in de Verboden Stad tegenkwamen er niet heen gaan. We zijn er dan ook ineens bijna alleen. Vanaf Jinshanling maken we een wandeling over de muur van een kilometer of 5 totaan Simatai. Het uitzicht is prachtig, met donkergroene valleien, spitse bergkammen en dan de stoffige muur die er als een slang overheen kronkelt. De wandeling is erg steil en het is flink klimmen in de brandende zon. Het is zo’n moment op onze reis dat we terugdenken aan de afgelopen maanden en ons afvragen hoe het nou mogelijk is dat we nu ineens weer op de Chinese muur lopen, na al die mooie dingen die we al gezien hebben. Raar!


Naast ons bezoek aan de muur doen we nog veel meer leuke dingen in Beijing: we gaan waterfietsen op Kunming Lake bij het zomerpaleis, waar tijdens ons bezoek de kolossale badeend van de Nederlandse kunstenaar Florentijn Hofman ligt. Cool om langs te waterfietsen. Ook gaan we naar een acrobatiekshow die spectaculair is maar waar ik (Marieke) desondanks nog wel wat verbeterpuntjes in zie, ookal passen ze dan met 12 meisjes op 1 fietsje. Verder nemen we ons elke dag voor om onze maagjes een dagje rust te gunnen in de nooit aflatende carousel van spannend nieuw eten, maar dan komen de Chinezen weer aanzetten met menukaarten vol zoetwater schildpad, inktvis-wasabi-salade, gepekelde ezel-plakjes en tofu-in-eendenbloed en dan zijn we toch wel weer benieuwd… Of we bestellen braaf geroosterde-paprika-met-peper wat na 1 hapje geroosterde-peper-met-peper blijkt te zijn, en voor ons allebei tot op heden het ALLER heetste is dat we ooit aten. Als ons balans-dagje dan toch al mislukt is doen we meestal nog even wat soesjes-met-groene-thee-saus. Lekker hoor.


Na vijf dagen Beijing reizen we door naar Shanghai, en in tegenstelling tot al onze vorige treinreizen doen we dat nu eens lekker snel: de nieuwste Chinese “bullet” trein legt de afstand van Amsterdam naar Noord-Spanje af in een kleine 5 uur. Shanghai is groot (zelfs de grootste gemeente in de wereld) hoog en flitsend. We slapen er op de 19e verdieping van het 5-sterren Grand Mercure hotel en onze enorme waterval-badkamer heeft uitzicht op de beroemde skyline. Dat kwam zo. Toen we half juni tussen twee promoties door een visum voor China probeerden te regelen moesten we daarvoor vliegtickets en boekingen van hotelovernachtingen overleggen. Aangezien we dat visum op basis van onze overland-naar-Xinjiang-plannen wel konden vergeten moest er een geloofwaardig alternatief reisplan komen, en boekten we random hotelovernachtingen in chique hotels aan de Chinese Oostkust alsmede een vliegticket vanuit het keurige Hong Kong. Na het verkrijgen van onze felbegeerde double-entry visa cancelde we alle reserveringen weer en was er niets aan de hand. Behalve dan dat het geboekte hotel in Shanghai ineens toch non-refundable bleek, en het alvast de vrijheid had genomen om het totale (overigens zeer schappelijke) bedrag van ons fake-verblijf van mijn credit card af te schrijven. Uiteraard vond ik dit afgelopen juni een ongelofelijk kut-actie, maar gaandeweg de reis groeide het besef dat we ook gewoon naar Shanghai konden gaan en inderdaad een week in dat verfoeide 5-sterren hotel konden gaan chillen. Dit was nadat ik weken tevergeefs had geprobeerd om mijn geld terug te krijgen. Na afloop kunnen we er kort over zijn: vijf dagen in het Grand Mercure slapen was een goed idee.


In Shanghai vier ik mijn 34e verjaardag. Het is een mooie dag, ik word namelijk wakker in een 5-sterren hotelkamer in Shanghai en Vicencio heeft ontbijt op bed gehaald. Er volgt een boottocht langs Pudong en het koloniale The Bund, we krijgen traditionele Chinese massages in een hippe spa in het World Financial Center, er is overheerlijke zeevruchten-risottto en de dag eindigt met verse aardbeien-mojitos en Motown-dance-night bij een club in de French consession. Doe mij nog maar een paar van zulke verjaardagen.


De dag na Motown-dance-night doen we helemaal niets behalve vanuit ons 5-sterren bed naar Puss in Boots kijken op de enorme flatscreen. Die hadden ze niet in Mongolië. Verder gaan we in Shanghai naar het prachtige Shanghai Museum, bezoeken we een hele coole galerie (gevestigd in een soort garagebox) met oude communistische propaganda posters en maken we de nationale feestdag van China mee: de verjaardag van volksrepubliek. Alle Chinezen hebben rond die dag 1 van hun twee jaarlijkse weken vakantie, en dat leidt er toe dat het overal in Shanghai onwaarschijnlijk afgeladen vol is. Wij vinden gelukkig nog een tafeltje op een dakterras met uitzicht op de enorme massa’s die op the Bund staan, en kijken naar de na 4 dagen nog steeds imponerende skyline van Pudong erachter. Als we de volgende dag de beroemde Yuyuan tuinen willen bezoeken raken we gevangen in zo’n overweldigende hoeveelheid Chinese toeristen dat we na lang wringen en zoeken maar een taxi pakken naar een ander deel van de stad en daar in een van de vele leuke cafes gaan zitten.


Shanghai is vermakelijk, hip en cosmopolitisch maar voor ons is het vooral ook het begin van een overgang naar een andere wereld en naar een ander deel van onze reis. Drie maanden zijn voorbij sinds we uit Amsterdam vertrokken en in Shanghai komt onze tocht over land naar het Oosten tot een einde. We zijn op de helft! Vanaf hier buigen we af naar het zuiden, en zien we na alle geleidelijke veranderingen vanuit de trein de grootste overgang tegemoet van onze reis: van het rijke, urbane Shanghai vliegen we in een paar uur naar het dunbevolkte, tropische eiland Palawan in de Filippijnen. We landen er in een stadje dat luistert naar de prachtige naam Puerto Princesa. Het wordt mooi!

Land van de blauwe lucht

Ruisende palmen, brekende golven en een hard “tok-tok” geluid. Het is een wat vreemde omlijsting voor het schrijven van een verslag over onze reis naar Noord-Mongolië, een aan Siberië grenzende uithoek waar je ‘s ochtends op bevroren gras uit je tent stapt. Inderdaad, we lopen wat achter met de berichtgeving. Het “tok-tok” geluid wordt veroorzaakt door Vicencio die probeert om met een aangespoeld stuk koraal een kokosnoot open te krijgen. We zijn op een parelwit strandje op een kwartiertje kayakken van Port Barton, op het Filippijnse eiland Palawan. We zijn hier helemaal alleen, en dat is ook wel weer eens fijn na 11 dagen Beijing en Shanghai.


Maar nu eerst dus Mongolië, dat prachtige land waar we de eerste drie weken van september doorbrachten. Na terugkomst van onze paardrijtrip in Terelj hebben we één middagje de tijd om ons voor te bereiden op het volgende avontuur: 10 dagen in een Russisch minibusje door Noord-Mongolië toeren. We kopen nog wat extra handschoenen en sokken, en die zullen we nodig hebben ook! Mongolië is een land van weinig wegen, en openbaar vervoer bestaat er vooral uit vliegtuigjes die vanuit Ulaanbaatar naar de provinciehoofdsteden vliegen. Als je iets van het veel interessantere platteland wilt zien kan je dan ook het beste zelf vervoer en een goede chauffeur regelen, zodat je naar hartelust door oneindige steppes, over bergen en vaak ook door beekjes en kuddes yaks kan rijden. Gelukkig vonden wij in Ulaanbaatar ondanks het laagseizoen een vijftal andere toeristen die naar hetzelfde gebied willen als wij, en met z’n zevenen passen we precies in het fantastische met luipaardprints beklede minibusje. Dat is mooi, want rondreizen met een eigen chauffeur is best prijzig en op deze manier kunnen we de kosten delen. Bovendien is het ook wel weer eens gezellig om met andere mensen te kunnen spreken zonder taalgidsjes, handen en voeten! Nadat we het eens zijn over de route gaan we nog even snacks inslaan dan snel naar het hotel om in te pakken.


We staan vroeg op en zien buiten natte sneeuw vallen. Na een lange en warme zomer in Centraal Azië, waarin we soms verlangden naar wat kou of regen, is de herfst aangekomen in Mongolië. Is het wel een goed idee om nu naar het noorden te gaan? En daar tien dagen lang in tenten te slapen?


De feestauto is een Russisch busje, verrassend jong en zeer robust. Onze chauffeur heet Bagi, en komt uit de Gobi. Geen Noord-Mongolië local dus, maar rijden kan hij wel. Buiten Ulaanbaatar zijn er vrijwel geen geasfalteerde wegen, en heel vaak is de weg een nauwelijks platgereden karrespoor in het gras van de steppe. Bagi kent de weg goed, want hij rijdt al 8 jaar toeristen rond door Mongolië. Zijn Engels is beperkt en zijn woordenschat bestaat vooral uit “Ok guys” (het is tijd op te gaan) en “sorry guys” (ik weet dat jullie liever omrijden om bij de enige hippe saladebar van Mongolië te lunchen, maar dat is te duur, dus we gaan toch weer doodgebakken schaap met aardappels eten). Ons reisgezelschap wordt gecompleteerd door de Amerikaanse dames Linda en Judy, de Zwitser Lorenz en de Franse zussen Julia en Pauline. Linda (65) en Judy (67) zijn gepensioneerde bergbeklimsters / Californische hippies / oma’s van 4 kleinkinderen. Ze kennen elkaar van de lokale klim-club en reizen sinds 25 jaar samen de wereld over. Linda heeft zelfs een zomer op de Zuidpool gewerkt en gewoond. Wanneer jij nog beschaamd de steppe afspeurt op zoek naar een boompje om achter te plassen hebben Linda en Judy al een kuil gegraven, een kampvuur gebouwd en je auto gerepareerd. Lorenz (53) is een zakenman die doet in kerncentrales en ruimtevaarttechnologie, maar in zijn vakantie wel zo’n beetje de hele wereld gezien heeft. Zo zijn wij de enigen in ons busje die nog nooit in Nepal zijn geweest—gelukkig komt daar binnenkort verandering in! Julia en Pauline zijn relaxte paardenmeisjes van onze leeftijd, en goed voor ons Frans.


Onze eerste bestemming is het Amarbaysgalant klooster, prachtig gelegen tegen een heuvel aan, en uitkijkend over een uitgestrekte steppe. Hier wonen en werken een paar dozijn jonge monniken, die samen proberen de eeuwenoude Buddhistische traditie in Mongolië nieuw leven in te blazen. Tijdens de communistische tijd in Mongolië (1921-1996) werden Buddhistische monniken vervolgd en onderdrukt. Dieptepunt was 1937, toen duizenden monniken werden vermoord en veel kloosters gesloopt, maar het Amarbaysgalant klooster is als één van de weinige nog bijna intact. Nu heerst er een vredige sfeer, en in ‘t licht van de ondergaande zon hebben de tempels, beelden en gebedsvlaggetjes een magische uitstraling. We worden rondgeleid door een kaal jongetje in een trainingspak, waarvan we ons later pas realiseren dat hij monnik is. De nacht brengen we door in gers op een steenworp afstand van ‘t klooster. De volgende ochtend houden de monniken een gebedsdienst, die we mogen bijwonen. De jonge tot zeer jongemannen zingen, bidden en slaan op hun trommels. Wij vertrekken weer met ons busje, en krijgen onderweg een sms met een blijde boodschap: de geboorte van ons neefje of nichtje is aanstaande! We rijden verder tot een heel idyllisch plekje naast een brede rivier, maar Bagi en de plaatselijke ger-bewoner worden het niet eens over de prijs. We hebben voor deze trip alleen het busje geboekt en nog geen verblijf voor onderweg, maar afgesproken dat Bagi ons helpt aan overnachtingsplekken bij de nomaden die we onderweg tegenkomen. We rijden dus verder en overnachten uiteindelijk in een huis in een klein dorpje. Niet zo idyllisch, maar onze telefoon heeft nu wel bereik en zo horen we ‘s avonds van Sander dat we een nieuw neefje hebben! Hij heet Joaquín Angel León, en hij en Neeria maken het goed! Onze meegebrachte fles Chinggis Khan-vodka kan open en samen met ons Mongools-Amerikaans-Frans-Zwitsers reisgezelschap proosten we op een lang en gezond leven voor Joaquín.


Dag 3 brengt ons aan Khovsgol, een enorm meer in Noord-Mongolië, dat zich uitstrekt tot vlakbij de Russische grens. Met de vele bossen eromheen lijkt meer op Siberië dan op de rest van Mongolië. Het is diep (>200 meter), oud (> 2 miljoen jaar) en heel schoon (ondanks de yaks die eromheen grazen). De ger waarin we slapen is ‘s avonds goed warm, als de houtkachel eenmaal op volle kracht brandt. Eén avond zijn we zo enthousiast aan het stoken dat het binnen een ware sauna wordt, en ger-genoot Judy naar buiten vlucht. Maar zoals we ook de rest van de week zullen voelen is het erg koud als het laatste blok hout opgebrand is. Geregeld worden we tegen 4 of 5 uur wakker van de kou en moeten dan alsnog in thermo-ondergoed en dikke slaapzak kruipen. Vaak besluit ik (Vicencio) dan maar op te staan, de kachel aan te maken en in de zonsopgang een wandeling te maken. Op vakantie toch een ochtendmens geworden… Maar de afgelegen plekken waar we overnachten zijn zo mooi! Liever een beetje slaap dan het mooie ochtend-licht missen.


Paardrijden doen we ook weer op deze trip. Samen met een horseman en Linda en Judy rijden we langs het meer en door de bossen. Het is allemaal heerlijk ontspannen totdat Marieke’s paard Amerigo er opeens heel hard vandoor gaat en niet meer luistert. Na honderd snelle meters stopt het beest gelukkig weer, alsof er niets aan de hand is. Of het schrok van het fototoestel of dat ze zich geïnspireerd voelde door mijn paard, dat verderop aan het draven is, weten we niet. Wat we wel weten is dat Mongoolse paarden het grootste deel van het jaar op de steppe doorbrengen, in wilde kuddes, en maar af en toe gebruikt worden als ze nodig zijn. Het is in elk geval erg schrikken, maar Marieke blijft gelukkig zitten.


Een paar dagen later zijn we bij een ander meer, waar we wat langer blijven: het Terkhiin Tsagaan-meer, of Witte meer. Van alle plekken waar we in Mongolië geweest zijn is dit misschien wel de mooiste. Misschien komt het door de kleur van het water waar het blauw en wit van de hemel in weerspiegelen, misschien door de yaks die we aan de oever in het ochtendlicht zien grazen, of misschien door de vulkaan die naast het meer ligt. Paardrijden doen we ook weer hier, dit keer in een grote groep. We rijden langs het meer, en dan door het lavaveld naast de vulkaan. Onze paarden dragen geen hoefijzers, en vinden de stenige ondergrond maar matig. We beklimmen de vulkaan te voet, Linda en Judy zijn als eerste boven. Na verschillende kraters bekeken te hebben gaan we weer op ‘huis’ aan. Terug op het grasland probeer ik mijn paard aan te sporen te galopperen, wat uiteindelijk lukt! Het is gaaf en eng tegelijk om zo snel te gaan en het gevoel te hebben dat je net geen controle hebt. Als we terug zijn staat er nog een lekker middagzonnetje, en we besluiten het meer in te springen. Na een kleine week ga je de douche toch wel missen. Nou weet ik niet precies hoe koud het water is, maar erg lang houden we het niet uit. Wel eindelijk schoon!


Op deze reis zijn er altijd mooie, onverwachte momenten. Vaak kleine dingen, zoals een prachtige zonsondergang die we tijdens het eten vanuit de ger spotten en dan naar buiten rennen om te bekijken. Een koe die haar hoofd de ger in steekt, of, eerder in Kirgizië, een klein schaap dat de yurt in loopt. Eén ochtend aan het Witte meer loop ik ‘s ochtends na het ontbijt buiten een heuvel op, en ga even zitten. Opeens komt een kudde wilde paarden langzaam langslopen, grazend voor me langs. Prachtig. Een andere dag gaan we na het ontbijt een stukje lopen. We zien dat de yaks gemolken worden, en gaan een kijkje nemen. Ze laten de kalfjes eerst drinken voordat de koe gemolken wordt, en Marieke knuffelt het wollige mini-yakje. We worden uitgenodigd in de ger om verse melk te komen drinken, en van de zelfgemaakte kwark en kaas (en andere zuivelprodukten) te komen proeven.


De rest van de trip maken we andere mooie dingen mee. We badderen in een (vulkanische) heetwaterbron, en douchen eindelijk warm. We bezoeken Karakorum (Kharkhorin), de oude hoofstad van het Mongoolse Rijk, in de tijd dat Chinggis Khan’s derde zoon Ogedei het grootste rijk ooit op aarde vestigde. Hij veroverde Centraal Azië (inclusief Samarkand en Buchara), Perzië, China, Korea, India en Europa. Er is weinig van over, maar ernaast ligt het prachtige Erdene Zuu klooster. We overnachten naast uitgestrekte zandduinen, die als een surreële toevoeging op de steppe lijken te zijn gevallen. ‘s Avonds eten we een feestmaal en drinken vodka met Bagi.


Al met al was het een overweldigende week. We zijn hier echt ver weg van alles dat we kennen, en de mensen leven hier zo anders dan wat we ooit gezien hebben. Het is een raar idee om te bedenken wat de mensen die we onderweg ontmoetten nu aan het doen zijn. De horseman die ons begeleidde op de paarden; de vrouwen die ons melk en kaas aanboden; de jonge monniken in het klooster; en de vele herders die we onderweg bezig zien met hun schapen, yaks, koeien en paarden. Er zal nu sneeuw liggen op deze plekken, en wij zijn inmiddels tropische oorder, vlakbij de evenaar. Onze trip door Mongolië lijkt bijna onwerkelijk, maar dit land zullen we niet snel vergeten. Hier komen we terug.

Voor onze fans

We lopen achter. Dat komt niet omdat we niets meemaken, maar juist omdat we zó veel leuke dingen doen dat we ze onmogelijk allemaal kunnen opschrijven. Na een fantastische reis van drie weken door Mongolië, waarvan jullie het verslag nog grotendeels tegoed hebben, reisden we per trein naar Beijing. Wat een leuke stad! Vijf dagen vol pret brachten we door in de hoofdstad van China, en daarna ook nog eens vijf in Shanghai. Vanuit Shanghai bracht AirAsia ons verder zuidelijk naar de Filippijnen. En ook daar zijn we inmiddels alweer drie weken en ook daar is het weer prachtig, interessant en relaxed en willen we nog lang niet weg. Maar we gaan toch, want er wachten ons de resterende twee-en-halve maand van onze wereldreis nog twee fantastische bestemmingen: Indonesië en Nepal! Als kers op de taart hebben we 2 december een date met Bart en Catarina in Kathmandu. De lootjes voor Popjes-Sinterklaas “Asia edition” zijn al getrokken…


Voor nu even een woord van dank tussendoor voor jullie die dit lezen. Allereerst bedankt Liesbeth en Harmien voor de extra fotoruimte! We zijn alvast losgegaan met de Mongolië fotos. Over Mongolië gesproken: ook nogmaals dank voor het thermo-ondergoed, het was hard nodig tijdens het kamperen in de Mongoolse herfst. Mam, de broek die jij 24 uur voor vertrek nog even korter kon maken zit ook nog steeds lekker, al zakte hij na Uzbekistan en Kirgizië wel erg af. Gelukkig gingen we daarna naar China en konden we alles er weer aan dim-summen! De 0.6 liters Wusu bier voor 30 cent hielpen ook denk ik. En tenslotte: sorry nog voor die 35 dozen met rotzooi in je garage…


Rosan, dank voor je prachtige foto-collage voor bij alle muziek suggesties (waarvoor ook dank! Voor de meeste dan) die ik op mijn promotie kreeg. En natuurlijk voor je immer enthausiaste reacties en goede adviezen omtrent darmparasieten en tropische kwallenbeten.


Dear Jacobs group colleagues: thank you so much for all the Bever-bonnen! Thanks to you I was able to buy that really-expensive-but-very-warm-and-still-only-650-grams sleeping bag. It features in one of the Mongolia pics. Also thanks to all my other NKI homies for their awesome gifts. I went Scuba diving 5 times already in the Philippines and there is still plenty of promotie-cadeautje left to go and see if the sea turtles are just as big in Indonesia!


Popjes: Mongolië leende zich in de praktijk niet zo voor parachute-spring avonturen, maar die verplaatsen we graag naar een ander mooi land. De Popjes-pin-up-kalender en de vieze-woorden-Point-it fotos zijn nog dagelijks in onze gedachten.


Ik (Vicencio) ben heel blij met mijn nieuwe rugzak! Hij is erg robuust en er past heel veel in, misschien meer dan ik zou moeten dragen. Dank je wel papa, mama, Ernesto, Neeria en Sander! Ook dank voor morele steun tijdens de last-minute shopping momenten vlak na mijn promotie. Ook van andere mensen heb ik spullen en bijdragen voor spullen gekregen die we op onze reis gebruikt hebben. Dank aan Liesbeth en Harmien, aan mijn Leidse collega’s, aan de Popjes en aan de GVR voor de e-reader om lichtgewicht boeken op te lezen, thermo-ondergoed voor de koude nachten in Mongolië, muskietennet tegen de mugjes, geheugenkaartjes voor de vele foto’s, en de GPS om niet te verdwalen. Van heel veel mensen heb ik op mijn promotie prachtige boekenleggers gekregen—dank jullie wel! De boekenleggers zijn niet mee op reis, maar de leestips heb ik wel meegenomen!


En aan al die andere vriendjes en familieleden: Dank jullie wel allemaal voor die enorme pot met geldelijke bijdragen en andere prachtige cadeaus die we bij onze promoties mochten ontvangen. Ze hebben zeker geholpen bij het aanschaffen van onze treinkaartjes en visa en er wacht ons een hoop moois als we in Januari weer terug zijn—dank jullie wel allemaal!


De beschrijvingen van onze avonturen in Mongolië, Oost-China en de Filippijnen komen er aan. Als in: we zitten er bovenop. Maar nu eerst even naar Indonesië.